Sluitertijd is, heel verrassend, de camera-instelling die bepaalt hoe lang de sluiter opengaat. Dit bepaalt hoe lang er licht de camera in komt. Vaak gaat het om fracties van een seconde tot enkele minuten. Met sluitertijd beïnvloed je voornamelijk bewegingsonscherpte en de lichtverhoudingen. Je kan een foto zien als een film waarvan de losse frames niet achter elkaar volgen maar op elkaar gestapeld zijn. Des te langer dit filmpje loopt, des te waziger het beeld wordt. Hierom gebruiken sportfotografen vaak korte sluitertijden om bewegingen te bevriezen en landschapsfotografen lange tijden om bijvoorbeeld water glad te maken. Het landschap staat immers toch stil. Dit zijn echter geen vaste regel. Met bewuste toepassing van je gekozen sluitertijd kan je ook dynamiek en spanning in je beeld brengen. De keuze is dan niet altijd even intuïtief. Het kan vreemd voelen (en zeker wat oefening vereisen) om actie foto’s te maken op lange sluitertijden. Daartegenover staat uiteraard ook dat je op zeer korte sluitertijden onderwerpen kan observeren die je normaal nooit zou zien of spanning in het beeld te brengen door bevriezing en suspensie.
Je krijgt ook te maken met de verhoudingen tussen verschillende lichtbronnen. Zo zullen zwakke lichtbronnen minder sterk aanwezig zijn bij foto’s die met een korte sluitertijd genomen zijn. Denk hierbij aan flitsen tijdens een diner bij kaarslicht. Door in zo’n situatie een langere sluitertijd te nemen, in plaats van alleen op de flitsduur af te stellen, kan het licht van de kaars ook ‘intrekken’ waardoor je nog steeds een sfeervolle foto kan krijgen. Als het gaat om creatieve beeld opbouw van een foto door gebruik van losse lichtbronnen dan gaat de sluitertijd zeker een steeds grote rol spelen. Je moet namelijk rekening houden met de hoeveelheid en richting per licht bron.
Als je het doortrekt en naar extreem lange sluitertijden gaat, dan betreed je een hele andere wereld die een stuk surrealistischer is. Denk maar aan landschapsfotografie of experimentele fotografie. Bewegende elementen vervagen, worden gestapeld en voegen zich bijeen. Zo krijg je een sluimer in plaats van golven of absurde wezens in plaats van menigtes. Als je controle neemt over je lichtbronnen dan kan je die tijd ook benutten om ‘onmogelijke’ belichtingen en beelddefecten te creëren. Hiervoor moet je je bewust zijn hoe lang het duurt voordat verschillende elementen voor de camera echt goed intrekken in de foto en wat de verhoudingen van je lichten zijn. Dit betekent dat je in veel gevallen gerust voor je camera kan lopen zonder dat het zichtbaar is op de foto. Dit geeft je de mogelijkheid om complexe foto’s op te kunnen bouwen.